Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ezau nu had genomen zijn vrouwen, en zijn zonen, en zijn dochters, en al de [17]zielen zijns huizes, en zijn [18]vee, en al zijn beesten, en al zijn bezitting, die hij in het land Kanaan geworven had, en was vertrokken naar [19]een [ander] land, [20]van het aangezicht van zijn broeder Jakob. 17. Dat is, de personen, gelijk boven, hfdst.12 vs.5. 18. Door vee versta men de kleine, en door beesten de grote dieren; gelijk ook boven, hfdst.34 vs.24; 2 Kon.3:17. 19. Namelijk, naar Seir, gelijk volgt. 20. Of voor het aangezicht, dat is van wege Jakob. Dit is geschied door een heimelijke regering van God, omdat het land Kanaan hem door zijn vader, naar Gods bevel, beloofd was, en hij schuldig was dat voor zijn broeder te ruimen.